woensdag 29 juni 2011

Artikel: Heeft een dode man het recht om vader te worden?

zaterdag 4 juni 2011
Chantal Caes
Bron: Time

Vruchtbaarheidstechnologie zorgt ervoor dat mensen, die een generatie geleden niet in staat zouden zijn om een kind te krijgen, dat nu wel kunnen. Moet dat ook het geval zijn voor dode mensen?

In Australië kreeg een vrouw toestemming om het sperma van haar overleden man te gebruiken voor een IVF-poging. In Israël procederen rouwende grootouders die willen dat het sperma van hun overleden zoon gebruikt wordt om een ​​kleinkind verwekken. En in Californië is een vrouw 3 maanden zwanger van haar man, die overleed voordat ze zwanger werd.

De regels voor het postuum verwekken van kinderen moeten nog worden geschreven, maar het is een netelige kwestie omdat de individuele situaties erg verschillen. In de VS is het niet ongewoon dat soldaten - voor ze beginnen aan een gevaarlijke missie - hun zaadcellen laten invriezen, zodat hun vrouw nog een kind van hen kan krijgen als ze gesneuveld zijn. Patiënten met kanker willen ook graag hun vruchtbaarheid bewaren, zodat ze later nog een kind kunnen krijgen. Maar wat gebeurt er als ze overlijden? Wat gaat dat kind later wel niet denken?

In Californië doen ze er niet moeilijk over. De vrouw moet zwanger zijn binnen 2 jaar na het overlijden van haar man en hij moet zijn toestemming hebben gegeven voor hij overleed. De zaak van de Israëlische grootouders is ingewikkelder. Hun zoon overleed op 27-jarige leeftijd en hij had geen vaste relatie. De grootouders wachten tot ze de toestemming krijgen van de rechter om een draagmoeder in te huren, zodat ze alsnog hun lang verwachte kleinkind krijgen.

In Israël is IVF heel gewoon. Alle pogingen worden vergoed door de ziektenkostenverzekeraars tot men 2 kinderen heeft. Bovendien is het postuum gebruik van zaadcellen altijd toegestaan, tenzij de man voor zijn dood aangegeven had dat hij dit niet wilde. Dit principe van 'veronderstelde toestemming, tenzij anders aangegeven' gaat behoorlijk ver in vergelijking met andere landen. Toch oordeelde de rechter dat dit niet opging voor de potentiële grootouders.


Onderzoek: Arts onderschat belang van patiëntgerichte vruchtbaarheidszorg

Artsen onderschatten het belang van patiëntgerichte zorg bij vruchtbaarheidsproblemen. De Nederlandse vruchtbaarheidszorg sluit nog onvoldoende aan bij de behoeftes van de patiënt. Dat concludeert Inge van Empel van de afdeling gynaecologie van het UMC St Radboud. Van Empel ontwikkelde een vragenlijst die voor het eerst in kaart brengt hoe patiëntgericht klinieken zijn. Daaruit blijkt dat patiënten vooral een vast aanspreekpunt en goede informatievoorziening missen. Van Empel promoveert op 30 juni op haar onderzoek naar patiëntgerichtheid bij vruchtbaarheidsproblemen.

Wereldwijd wordt één op de tien paren met onvruchtbaarheid geconfronteerd. Meer dan de helft van hen zoekt hulp en zo’n 70 procent van hen krijgt uiteindelijk een baby dankzij moderne vruchtbaarheidstechnieken. Vruchtbaarheidszorg van hoge kwaliteit dient te voldoen aan scherpe eisen. Momenteel vindt vooral registratie plaats van de effectiviteit en veiligheid, maar ook tijdigheid, toegankelijkheid, efficiëntie en patiëntgerichtheid zijn belangrijk. Voor het meten van patiëntgerichtheid ontbraken tot nu toe goede methoden. Daarom liet Van Empel patiënten definiëren wat zij onder ‘patiëntgerichtheid’ verstaan: belangrijke factoren zijn onder meer goede informatie en communicatie, een geïnteresseerde houding van de zorgverleners, betrokkenheid van de patiënt in het zorgproces, goede samenwerking tussen zorgverleners en emotionele begeleiding. Vervolgens maakte Van Empel het begrip voor het eerst meetbaar dankzij een vragenlijst, de ‘PCQ-infertility’ genaamd, waarmee ze onderzoek deed bij een groot aantal Nederlandse vruchtbaarheidsklinieken.

Onderschatting

Van Empel ontdekte dat patiënten meer belang hechten aan patiëntgerichte zorg dan artsen denken. Zo werd aan een groot aantal artsen en patiënten gevraagd welke aspecten zij belangrijk vinden in hun keuze voor een vruchtbaarheidskliniek. Hierbij konden ze het belang aangeven van zwangerschapskans, reistijd en van drie ‘patiëntgerichte’ criteria; goede informatievoorziening, houding van de arts en het hebben van één hoofdbehandelaar. Artsen denken dat patiënten vooral belang hechten aan een grote zwangerschapskans. Uiteraard vinden patiënten dit erg belangrijk, maar ze zijn bereid om te kiezen voor een kliniek met een iets lagere zwangerschapskans, waarbij ze wel de gewenste begeleiding en informatie ontvangen. Voor patiënten wegen goede informatievoorziening, een geïnteresseerde houding van de arts en een vaste arts op belangrijke momenten veel zwaarder dan artsen dachten. Ondanks de goede zorg die in Nederland geboden wordt, komen veel Nederlandse vruchtbaarheidsklinieken op deze punten nog te weinig tegemoet aan de patiënt.

Inge van Empel werkte in het onderzoek nauw samen met het Nijmeegse onderzoeksteam van prof.dr. Jan Kremer en dr. Willianne Nelen en met de Belgische onderzoekers prof. dr. Thomas D’ Hooghe en Eline Dancet van de Katholieke Universiteit Leuven.

Bron: http://www.umcn.nl/OverUMCstRadboud/NieuwsEnMedia/archief/Nieuwsarchief%202011/Juni/Pages/Artsonderschatbelangvanpatientgerichtevruchtbaarheidszorg.aspx

Datum : 27-06-2011